Briefwisseling Barbara Baert
13 februari 2022
Kuurne
Beste professor Baert,
Beste Barbara,
Ik schrijf je naar aanleiding van de nieuwe expo van Kenny Callens in Kunstencentrum Wit.h. Daar werken ze momenteel aan een grote artistieke expeditie De Windstoot. Een zoektocht over onmacht versus macht. Met deze expeditie streeft Wit.h naar een cultuur van gelijkwaardigheid en geven ze ook een podium aan kunstenaars met een beperking.
In aanloop naar de grote finale in 2023 verschijnt er bij iedere expo een magazine, waar deze brieven een onderdeel van zijn. Het thema van het huidige nummer is woord en beeld. Een thema dat Kenny Callens op het lijf geschreven is. Aan de ene kant is hij een dichter en aan de andere kant een beeldend kunstenaar. Ook in zijn beeldend werk is het woord steeds op de voorgrond aanwezig.
Als we naar het brede kunstveld kijken gaan kunst en literatuur vaak hand in hand samen. Kunstenaars laten zich vaak inspireren door schrijvers en omgekeerd. Zo laat Peter Verhelst zich inspireren door Francis Bacon. Er zijn ook veel voorbeelden van innige vriendschappen tussen schrijvers en kunstenaars. Denk maar aan Hugo Claus en Roger Raveel, Auguste Rodin en Rainer Maria Rilke, en zo zijn er nog bekende en misschien minder bekende vriendschappen.
Op de universiteit wordt ook de link tussen beide gemaakt. De Onderzoeksgroep Kunstwetenschappen waar jij aan verbonden bent, valt onder de Faculteit Letteren aan de KU Leuven. Is het dan ook zo dat de verschillende vakgroepen elkaars onderzoek beïnvloeden of effectief ook gaan samenwerken?
Soms vervloeien woord en beeld in één werk. Zo is het onderschrift Ceci n’est pas une pipe van fundamenteel belang voor het schilderij La trahison des images. Zonder die zin zou het werk van Magritte een andere betekenis krijgen voor de kijker. Zou Bezette Stad van Paul van Ostaijen dezelfde appreciatie genieten, mocht hij niet samengewerkt hebben met beeldhouwer Oscar Jespers?
Als mens zijn we geneigd om alles te categoriseren en in vastomlijnde hokjes te duwen. Wat er tussenin valt, daar hebben we het moeilijk. We proberen wel om die grenzen open te breken, maar vaak komt er gewoon een nieuwe categorie voor in de plaats. Ook bij schilderijen waarin tekst een grote rol spelen, zullen sommigen onder ons eerder als een tekst beschouwen, terwijl anderen het als een echt beeldend werk beschouwen.
Het begrijpen van de taal speelt hier natuurlijk een grote rol in. Wanneer je de taal niet begrijpt zul je het werk op een figuratieve manier bekijken. Hoe de kunstenaar kleur gebruikt, zijn techniek, de compositie. Terwijl de kijker die de woorden effectief kan lezen, eerder zal focussen op de betekenis ervan in relatie tot het werk. Zou men hier al onderzoek naar hebben gedaan binnen de kunstwetenschappen?
Hartelijke groet,
Thomas
Leuven
22.02.2022
Geachte Mijnheer Jacques,
Beste Thomas,
Hartelijk dank voor uw elegante brief. Er is zoveel moois dat u aanraakt en achter elke reflectie zie ik een opening naar wat ons bindt: de relatie tussen kunst en emotie, tussen de kunstwetenschappen en de literatuur. Twee van uw beschouwingen hebben me bijzonder geraakt, en ik probeer daarover met u in dialoog te gaan (al is het schroomvallig en onvolmaakt).
Laat ik beginnen met uw laatste paragraaf, waar u taal verbindt aan betekenis, en waar u de kwestie aanboort of men beelden eigenlijk wel kan ‘lezen’. Want is het beeld niet schatplichtig aan zijn eigen grammatica, aan zijn eigen vermogen emoties over te brengen? U doet mij nadenken over de kunstwetenschappen, en in het bijzonder over de limieten en mogelijkheden van de opleidingsonderdelen.
In het vak Beeldanalyse oefenen we bij de studenten op de overwinning van de schroom om woorden te hechten aan wat we zien. Om houvast te vinden in de vaktaal. Om de kunstwetenschappen te omhelzen als een discipline die de taal nodig heeft, maar ook als een discipline die door woorden kan gehinderd worden.
In het vak Kunstgeschiedschrijving reconstrueren we de geschiedenis van de taal over de kunsten. Een meanderende trektocht langs de ekphrasis uit de Oudheid tot de emotionele overgave tijdens de Romantiek. De genres over de kunsten blijken even talrijk als de kunsten zelf.
In het vak Iconologie bespreken we de capaciteit om beeldinhouden te omschrijven. U had het zelf al scherpzinnig opgemerkt: het ‘lezen’ van werken bevraagt veelal het figuratieve beeld, omdat het de verkorte weg bezit naar de literaire bronnen.
Zodra de studenten deze nauwe flessenhals van schroom, genre en vertaalslag hebben doorstaan – als was die hals een geboortekanaal -, kunnen zij de emancipatie tussen beeld, taal en emotie vieren. Ik heb dit elders als volgt omschreven.
De uitklapbaarheid van het vakgebied en de vrijheid om de materie nu eens besloten en intiem te houden, dan eens in de breedte uit te vouwen en te verwelkomen, is één van de verrukkelijkste choreografieën die de kunstwetenschappen creëren kan.
Dat brengt mij bij de tweede beschouwing.
Hoe wonderlijk, beste Thomas, dat u het project van De Windstoot aanhaalt. Tussen het schrijven en het plastisch uitdrukken, tussen macht en onmacht, strekt zich een efemere ruimte uit: vluchtig maar veerkrachtig. Een ruimte die de intuïtie huldigt.
Het is de ruimte van de wind.
In de Indo-Europese etymologie is wind verbonden aan adem, aan de creatieve geestdrift in het hoofd en in het hart. De Hebreeuwse taal spreekt over ruach: de levensadem. In het semitische scheppingsverhaal blies God de schepping tot leven met Zijn ruach. Mogelijk kan het u ontroeren, Thomas, dat de Navajo-volkeren vertellen dat éénieders zielenwind binnentrad tijdens de conceptie om er zijn ‘windtekening’ achter te laten in een unieke vingerafdruk.
Onze vingertoppen die schrijven, die maken, die denken, die wijzen, die doceren, die typen, die vermanen, die beminnen, herinneren bij gevolg aan onze oorsprong in de scheppingswind.
Beste Thomas, waar zijn we nu samen beland?
In welke ruimte?
In welke tuimeling?
Zal ik dan maar voorlopig afscheid nemen met de woorden van de verfijnde Amerikaanse novellist Siri Hustvedt?
I believe art is born in the world of the Between, that is bound up with the rhythms and music of early life, as well as in a form of transference that moves from inner life out onto the page, from me to an imaginary other. My story tells emotional, not literal, truths. (A Woman Looking at Men Looking at Women, p. 113)
Hartelijke groet en tot gauw,
Barbara Baert
Het is de ruimte van de wind
3 maart 2022
Kortrijk
Beste Barbara,
Treffend hoe snel we aanbeland zijn bij de ontoereikendheid van taal. Taal heeft een bijzonder grote kracht. Het stelt ons in staat om met andere mensen te communiceren, om te reflecteren over wie we zijn, wat we als goed en slecht beschouwen. Toch blijkt taal ook een groot vehikel te zijn. We kunnen een schilderij omzetten in woorden. Ik vermoed dat men in het vaak beeldanalyse geen probleem heeft om kleuren te beschrijven, om vormen te onderscheiden, om een bepaalde techniek te benoemen. Dat zijn vaak eenduidige kenmerken om een beeldend werk te beschrijven.
Het is echter wanneer we de wereld van emoties betreden dat de taal een hindernis vormt. Plots vinden we de woorden niet meer. Soms uit schroom om te veel van onze innerlijke beleving te tonen aan de ander. Soms omdat woorden te kort schieten. Iets in woorden omzetten maakt iets concreet. Ze minimaliseren of vergroten wat we voelen, zelden drukken ze exact onze emoties uit.
Als schrijver ben ik soms jaloers op muzikanten, schilders en beeldhouwers. Zij kunnen op een natuurlijk manier emoties overbrengen zonder deze te moeten uitleggen zoals een schrijver dat doet. Een schrijver dirigeert een lezer in een bepaalde richting. Een schilder laat de kijker iets ervaren. Enkele toetsaanslagen op een piano kunnen je melancholisch stemmen.
Toch loont het de moeite, zoals je zelf beschrijft, om het figuratieve beeld te lezen. Om de schroom te overwinnen en met anderen te spreken over wat kunst met ons doet. Het kan leiden tot nieuwe inzichten. Het kan je anders naar een werk doen kijken, waardoor het lijkt alsof je een werk opnieuw voor het eerst ziet. Dan wordt taal terug een feest in plaats van een belemmering.
Je haalt aan dat de genres over de kunsten even talrijk zijn als de kunsten zelf. Heeft men in het verleden ook dezelfde schroom ervaren zoals wij dat nu doen? Heeft de taal aan rijkdom gewonnen, of misschien net verloren?
Hoe poëtisch en schoner is het antwoord van de Navajo-volkeren op de uniciteit van ieder persoon, dan die van de wetenschap en het DNA. De zielenwind die een unieke tekening achterlaat. De wind die we nooit volledig kunnen vastnemen. Het ontroert mij inderdaad. Omdat het een soort van kracht en gelijkwaardigheid uitstraalt. Iedereen laat een tekening na, voegt iets essentieel toe aan ons universum, eerder dan te spreken over fouten in ons DNA.
Het citaat van Siri Hustvedt doet me denken aan de woorden van haar wederhelft Paul Auster.
I don’t know why I do what I do. If I did know, I probably wouldn’t feel the need to do it. All I can say, and I say it with utmost certainty, is that I have felt this need since my earliest adolescence. I’m talking about writing, in particular, writing as a vehicle to tell stories, imaginary stories that have never taken place in what we call the real world.
Opnieuw botsen we hier op de limieten van de taal. Auster weet niet waarom hij schrijft. Het is een gevoel dat hij het moet doen, maar de drijfveer zelf is niet onder woorden te brengen. En mocht die onder woorden te brengen zijn, dan zou de urgentie van het schrijven voor hem verdwijnen. Daarmee botsen we op de vluchtige ruimte die de intuïtie huldigt. Daar ligt de kracht van de literatuur, van de beeldende kunst, niet het objectief in kaart brengen van de wereld, maar de mensen in vervoering brengen, hen iets laten voelen wat we niet kunnen objectiveren.
Hartelijke groet,
Thomas
Leuven
15 maart 2022
Beste Thomas,
U deelt uw verzuchting te willen zijn zoals de schilder, de beeldhouwer en de muzikant. Zij die het oor en de handen artistiek beheersen, zouden immers sneller toegang vinden tot emotie. U schrijft: “Zij kunnen op een natuurlijk manier emoties overbrengen zonder deze te moeten uitleggen zoals een schrijver dat doet. Een schrijver dirigeert een lezer in een bepaalde richting. Een schilder laat de kijker iets ervaren. Enkele toetsaanslagen op een piano kunnen je melancholisch stemmen.”
We kennen elkaar niet persoonlijk, maar ik glimlach naar u als naar een vriend. U, de schrijver, jaloers om zij die een losser geweven vrijheid vieren Het artistieke vertier (“hoe schilder hoe wilder”) tegenover de kluizenaar. De springerige notenbalken tegenover het zwoegen met dat éne woord. Ik zou u willen zeggen, beste Thomas, het woord volstaat en bemint emotie. Zij dirigeert niet minder dan de hand achter het weefgetouw, dan de vingers op een snaar. Uw vriendelijke afgunst is niet nodig.
Misschien moeten we samen, zo hier aan het einde van onze kleine ontboezemingen, reflecteren over empathie. Dat brengt me naar de befaamde Duits-joodse kunsthistoricus Aby Warburg (1866-1929). Warburg zei over het beeld: Du lebst und thust mir nichts. Zijn uitspraak “Jij leeft, maar schaadt mij niet”, getuigt over de mildheid en de kracht van het visuele medium. Beelden omringen ons. Ze komen naar ons toe. Ze leggen vanuit hun plastische ruimte contact met ons. Wij voelen liefde en verwondering, maar ook schroom ten aanzien van zoveel intensiteit. Maar het beeld zelf, zo bedoelde Warburg, blijft altijd op de juiste afstand. En met respectvolle bejegening stelt het beeld zich open, en schijnt het ons te willen zeggen: vrees mij niet.
Het beeld beantwoordt de terughoudendheid van de mens om over kunst te schrijven, met zijn eigen behoedzaamheid. Het stelt ons een wederzijdse zorgzaamheid voor als spiegel. Deze spiegel betreft niet de spiegel van Narcissus. Het is de spiegel als wisselwerking met de Andere. De spiegel die Echo in de mythe werd ontnomen, omdat Narcissus die wisselwerking – namelijk empathos – ontbeerde.
Warburg heeft de empathie tussen kijker en beeld, tussen onderzoeker en kunst, naar voor geschoven als een methodologie. Het inlevingsvermogen is de toegang tot taal en emotie en wordt zo een kenmerk van de discipline zelf. Die methodische essentie geeft de kunstgeschiedenis haar veerkracht. Empathos dirigeert (om jouw woord te gebruiken) ons naar de taal van de ‘sophrosyne.’ De Grieken eerden deze ‘overgave’ zonder verwoesting, deze ‘emotie’ zonder zelfvertering. Hannah Arendt (1906-1975) heeft vaak over deze deugd van de Besonnenheit geschreven.
Door het beeld als een minzaam ‘levend’ subject te beschouwen, redden we ons van de impasse dat schrijven over kunst en emotie onverenigbaar zou zijn. Schrijven over kunst is immers gelijklopend met het existentiële onvermogen de Andere volledig te doorgronden.
De Hongaarse auteur Sándor Márai (1900-1989) schrijft:
Een hele tijd dacht ik: de ander leren kennen…volmaakt kennen, met al zijn geheimen, met alle reflexen van zijn lichaam, en alle aandoeningen van zijn ziel… Iemand volmaakt kennen, heb ik eens gedacht, is misschien hetzelfde als iemand liefhebben. maar dat is slechts een theorie. Wat betekent tenslotte iemand kennen, iemand begrijpen? Tot waar kun je een ander leren kennen en begrijpen? Tot hoe ver kun je de ziel van een ander volgen? Tot aan de droom? En dan? (De nacht voor de scheiding, p. 170)
En dan?
Een ziel, ook die van het beeld, ontsluiert zich nooit helemaal. Maar we kunnen wel flitsen ontwaren. We kunnen voelen en gevoeld worden We kunnen overbrengen en teruggeven.
Zo, Thomas.
Nu balanceren wij samen op de rand van wat het beeld vermag.
Onze gedachten hebben elkaar gevonden.
Het raadsel verdraagt het geheim en andersom.
Alle woorden zijn nu aan elkaar gehecht en het schrijven wordt dicht als vilt.
Eigenlijk wilde ik heel kort zijn.
Uw laatste brief was immers al zo mooi en voldrachtig.
Hartelijke groeten,
Barbara
Empathos dirigeert
Barbara Baert is Gewoon Hoogleraar aan de vakgroep kunstwetenschappen van de KU Leuven. Ze heeft meerdere prijzen ontvangen voor haar baanbrekende werk in de beeldanalyse en iconologie, waaronder de prestigieuze Francqui-prijs in 2016.
Ze publiceerde onder andere De uil in de grot. Gesprekken met beelden, kunstenaars en schrijvers, Pelckmans Pro, 2019.
Tussen 2021 en 2022 was ze briefschrijver bij Rekto:Verso. Met haar milde blik, uitzonderlijk plastisch proza en associatief vermogen wekt Barbara Baert beelden weer tot leven, en biedt ze reflectie over wat kunst en literatuur vermag.
Thomas Jacques studeerde in 2014 af als psycholoog. Tijdens zijn stage raakte hij gefascineerd door het sociaal – artistieke werkveld. Een tijdlang voer hij mee met de Vrijbus, het dichterscollectief van vzw Wit.h. Daar kreeg hij de smaak voor het woord (en voor zijn toekomstige vrouw) ten volle te pakken. Op vandaag is hij coördinator van Het Lijsternest en vormt hij samen met Bram Terryn een tweekoppig collectief. Thomas Jacques is hoofdredacteur van het Magazine De Windstoot.