29 januari 2021

Kuurne

Beste Caro,

Het voelt enigszins vreemd aan jouw schrijverspseudoniem te gebruiken. We kennen elkaar al langer dan vandaag. Er is veel veranderd sinds we elkaar voor het laatst zagen in boekhandel Limerick. Je debuteerde met de korte verhalenbundel Wij, het schuim en onlangs verscheen je eerste roman Lijn van wee en wens. Het is in die hoedanigheid dat ik je schrijf, en het leek me dan ook logisch jouw schuilnaam te gebruiken.

De aanleiding voor deze brief is De Windstoot, een artistieke expeditie onder leiding van vzw Wit.h. Ze zoeken naar de betekenis van (on)macht binnen onze samenleving. Verschillende kunstenaars met en zonder beperking werken aan verschillende trajecten die in 2022 in het museum Dr. Guislain gepresenteerd worden. Om de band met het publiek niet te verliezen organiseert vzw Wit.h om de twee maand een kleine expo in haar thuisbasis. Daarbij verschijnt een digitaal magazine waar deze briefwisseling een onderdak zal vinden.

In maart zal een uitzonderlijk duo tentoonstellen. Sylvain Cosijns en Jan Geldhof. Deze twee mannen hebben samen een lange weg afgelegd in het teken- en schilderatelier van het Mariaheem, de voorziening waar Sylvain sinds 1986 verbleef. Verleden tijd, want Sylvain stierf in het voorjaar van 2020.

In zekere zin doet Sylvain mij aan jou denken. Hij leidde een teruggetrokken leven en werd pas op latere leeftijd kunstenaar. Ook jij trok je terug uit het publieke leven en debuteerde op 48-jarige leeftijd. Al is er natuurlijk een groot verschil: jij koos er vrijwillig voor, hij niet. Sylvain had een mentale beperking, en zijn vader was angstig dat men hem zou opsluiten in een instelling. Sylvain werd in hun ogen beschermd tegen de buitenwereld. Het hele gezin had slechts minimaal contact met de buren en familie. Het waren andere tijden natuurlijk. Sylvain sprak pas voor het eerste met andere mensen eenmaal zijn ouders dood waren. Dat betekende ook het einde van zijn afzondering. Na enige tijd alleen te wonen, vond hij onderdak in de voorziening waar hij de wereld van de beeldende kunsten ontdekte.

Opvallend is dat dit kluizenaarschap een soort mythisch karakter geeft aan de kunstenaar Sylvain Cosijns. Zijn achtergrond maakt hem als het ware nog interessanter. Dat staat in schril contrast met andere ‘gewone’ mensen die kiezen voor een teruggetrokken leven. Ze worden anders bekeken, alsof ze zonderlingen zijn (in de negatieve zin). Zijn mensen jou anders gaan bekijken sinds je debuteerde en dus officieel schrijver werd? Of heb jij in de eerste jaren van je meer teruggetrokken leven nooit last gehad van negatieve reacties?

Sedert twee jaar werk ik als coördinator van het Lijsternest waar Stijn Streuvels zichzelf bijna naar de Nobelprijs schreef. Tegenwoordig doet zijn oude huis dienst als residentieplaats voor auteurs. Daarbij valt me steeds op dat sommige schrijvers er goed gedijen in de rust en relatieve afzondering, terwijl anderen het bruisende leven om zich heen missen en minder productief worden. Dat hoeft op zich niet te verwonderen. Is dat voor jou ook een voorwaarde om te kunnen schrijven, je eigen verstilde cocon?

Genegen groet,

Thomas Jacques

Hij leidde een teruggetrokken leven en werd pas op latere leeftijd kunstenaar.
43251B

Sylvain Cosijns is een van Belgiës bekendste outsider kunstenaars. In Wit.h gebruiken we doorgaans het woord outsider niet omdat het begrip zelf wijst op een persoon in de marge. Centraal in onze visie staat het begrip inclusie. Dit impliceert dat iemand opgenomen is in het geheel (inclusief) en niet uitgesloten (exclusief of afgesloten, apart).

11 februari 2021

Torhout

Dag Thomas.

Op het internet vond ik enkele foto’s van Sylvains werken en ik was er ogenblikkelijk weg van – god wat zijn zijn kleuren mooi! En ook: wat zijn zijn figuren groot – ze laten amper ruimte voor een achtergrond, ze vullen het canvas of staan overheersend op het voorplan. Ze hebben ellenlange dunne armen en lijven. Ze hebben geen gezichten. Toch gaat er geen enkele dreiging van ze uit, of zo voelt het toch, voor mij.

Ik kan me amper voorstellen hoe het is om na een leven in de kleine wereld van een beschermend gezin plots oog in oog te staan met een wijde wereld vol onbekende mensen. Schrikten mensen hem af? Bleven ze de rest van zijn leven van die hele grote figuren zonder gezicht, een en al armen en lijven?

Ik denk dat ik de omgekeerde beweging gemaakt heb: na een leven vol mensen me stilaan meer beginnen terugtrekken en daar, in de afzondering, pas echt de ruimte vinden die mijn schrijven nodig heeft.

Toevallig lees ik momenteel het ‘Journal of a solitude’ van May Sarton. Zij werd in 1912 geboren in Wondelgem maar toen de Duitse troepen België binnenvielen vluchtte het gezin eerst naar Engeland en later, in 1916, naar de VS. Ze schreef 53 boeken. Ik had nog nooit van haar gehoord maar Kate Zambreno verwees (in haar ‘Heroines’ als ik me goed herinner) naar dit dagboek.

Gisteravond in bed las ik een passage die me zo aangreep: May Sarton vertelt dat ze al jaren rondloopt met het ondraaglijke beeld in haar hoofd van bloembollen in een kelder en hoe ze proberen te groeien zonder licht, hoe ze spierwitte scheuten maken die gedoemd zijn om te verpieteren. Ik denk dat de wereld van de mensengemeenschap mijn kelder is. Ik krijg er geen licht. Ik wil groeien en bloeien maar alles blijft kleurloos, bloedeloos zonder licht, alles verschrompelt zonder licht.

Eerlijk, ik vind onze tijd schreeuwlelijk. Wat ik in de afzondering zoek is niet alleen de stilte weg van het benauwende gewoel maar ook een zekere tijdloosheid. Loskomen van het amechtige voortsnellen van de actualiteit en weer vaste voet vinden in de tijdloosheid van de seizoenen. Uit het lineaire stappen, vertragen naar het circulaire.

In mijn roman stapt het hoofdpersonage ook uit het leven waarin ze vastzat, om een rivier af te wandelen naar zee. Ze wandelt doorheen twee jaargetijden en verblijft er nog een derde helemaal alleen aan zee. Je merkt hoe ze kleiner en trager leert kijken, hoe ze haar ego, haar zelf, meer en meer loslaat en gewoon een zintuiglijk wezen wordt, opgaand in een groter geheel van landschap en weer.

Schreef Stijn Streuvels niet ook over de seizoenen? Lenteleven, Zomerland, Zonnetij, Najaar, In den voorwinter, Een gang door het jaar,… Hoe kan het ook anders daar aan zijn panoramische venster met zicht over de akkers en velden.

Het raam waar mijn schrijftafel staat is niet zo breed en mijn zicht is niet zo wijd als het zijne maar toch een flinke lap tuin groot. Ik kan een kwartier lang het schrijven van deze brief opschorten om te kijken naar de houtsnip die hier op misschien een meter of vijf van me af rond een boom gaten loopt te peuren met die lange dolksnavel van hem. Hoe hij zich schrap zet, zijn delicaat gestreept lichtbruin buikje tegen de sneeuw gedrukt, om de worm uit de grond te trekken.

Daar de tijd voor kunnen nemen. En weten dat over een paar maanden de boom in een wolk van blozend witte bloesem zal staan. Dat later zijn wijnrode blad dof zal neerhangen in hitte en droogte. Vervolgens nog eens vuurrood zal opvlammen voor het zich laat vallen om de wormen terwille te zijn. Dat de houtsnip van deze winter volgende winter misschien al dood zal zijn en de worm misschien zal blijven leven om onze grond gezond te houden. Maar dat dan misschien een puttertje zaadjes uit de boom ernaast zal peuteren, zijn kopje bloedrood in de lage namiddagzon.

Zulke observaties zijn als precieuze geschenkjes. Ik wil er niet langer aan voorbijlopen.

Vorige winter verbleef ik op schrijfresidentie op de 27ste verdieping van de Europatoren in Oostende. Aan de zeezijde had het appartement een glazen wand. Ik had nog nooit zoveel zee gezien. Hoe hoger je staat hoe verder je over zee kunt uitkijken en hoe meer zee je dus ziet. Elk uur van de dag was er een ander kamerbreed schilderij. Ik had geen woorden genoeg om de kleuren te beschrijven. De kleuren van het water, de kleuren van de lucht, ik krijg er nooit genoeg van.

Het essay over Tennessee Williams dat ik er wilde schrijven is nooit afgeraakt maar menige zee- en hemelbeschrijving van die 27 verdiepingen boven de Noordzee heeft zijn weg gevonden naar het fictieve schiereiland in mijn roman.

Het is niet aan iedereen besteed, ik weet het.

Ongetwijfeld hebben in alle tijden mensen al op verschillende snelheden geleefd. Maar is het in onze tijd misschien moeilijker geworden om je eigen snelheid aan te houden? Alsof het beschouwd wordt als afhaken, als niet meer mee kunnen, als falen in plaats van als bewuste keuze?

Hoe denk jij hierover, Thomas?

Ben jij nog steeds iemand van het bruisende en sociale leven? Ik herinner me een gesprekje dat we jaren geleden hadden in de Limerick. Je vertelde over je schrijfretraite in een flatje in Amsterdam. Voor mij is elke stad de hel. Waar schrijf jij nu het best?

Hartwarme groet vanuit een tuin in vallende duisternis,

caro

Eerlijk, ik vind onze tijd schreeuwlelijk.
43251H

Het tijdperk waarin Sylvain geboren is, de sociale situatie waarin hij opgroeit, en de wijze waarop hij (over)leeft tot hij 54 jaar oud is, maakt nu net dat het woord outsider hier wel op zijn plaats is. Pas wanneer Sylvain in 1986 in Mariaheem in Zwalm komt wonen, krijgt hij toegang tot de middelen om te tekenen. Geleidelijk aan ontbolstert zich een groot artistiek talent en evolueert hij naar de opmerkelijke kunstenaar die hij geworden is.

18 februari 2021

Kuurne

Beste Caro,

Jouw eerste kennismaking met het werk van Sylvain Cosijns is zo herkenbaar. Twee maand geleden kwam ik voor het eerst in contact met zijn werk en dat was ook voor mij een openbaring. Zoals het een schrijver betaamt, zocht ik meteen naar boeken en artikels over Sylvain. Uiteindelijk hoefde ik me slechts vijf meter te verplaatsen en vond ik een monografie en beschouwing over zijn werk en leven in de boekenkast.

Mensen moeten hem ongetwijfeld afgeschrikt hebben wanneer hij zijn kleine universum verliet. De verhuis naar de voorziening gebeurde dan ook stapsgewijs. Daar heeft hij volgens mij wel mensen leren vertrouwen. Je vraagt natuurlijk of zijn figuren een soort van wantrouwen in de mens illustreren. Vaak wordt er vanuit gegaan dat kunstenaars met een beperking volledig samenvallen met hun werk. Ik durf echter die vraag zelf niet te beantwoorden omdat hij zich daar bij mijn weten nooit over uitgesproken heeft. Dat is misschien net het mooie. Iedereen kan zijn werk op een eigen unieke manier interpreteren.

Jouw openheid en oprechtheid raken me diep, Caro. Mensen die een teruggetrokken leven leiden, worden vaak als wereldvreemd aanschouwd. Terwijl jouw brief net het tegenovergestelde illustreert. Net door los te komen van het jachtige leven sta je terug dichter bij de natuur en bijgevolg dichter bij de wereld. Dat is volgens mij van onschatbare waarde. Als ik één iets hoop, dan is het dat de huidige pandemie onze liefde voor de natuur opnieuw aanwakkert. Mensen gaan opnieuw wandelen. Begeven zich trager door het landschap waardoor ze de vogels terug opmerken. Alsof we al die tijd blind geweest zijn. Of denk jij dat we het wandelen snel weer achterwege zullen laten?

De seizoenen hebben inderdaad een heel belangrijke rol gespeeld in het oeuvre van Streuvels. Dat kan je niet alleen afleiden aan de titels maar ook in de Vlasschaard en de Oogst is een belangrijke rol weggelegd voor de seizoenen. Ik betrap me er zelf vaak op dat ik voor zijn raam ga staan en minutenlang naar het weidse landschap staar, tot de orde van de dag mij terugroept. Hij koos de lap grond voor zijn Lijsternest ook vanuit het idee van een ideale schrijfplaats. Tijdens zijn vele fietstochten botste hij op de bekende kleitekop en hoorde in zijn verbeelding de lijsters al fluiten.

We leven zo gezegd in een vrije wereld. We krijgen allen de kans om onszelf te ontplooien en verder te studeren. Al kunnen we niet meer vrij kiezen. We worden door de maatschappij verplicht om onszelf zo maximaal mogelijk te ontplooien en onze capaciteiten ten volle te benutten. Dit alles wordt vanuit een economisch standpunt bekeken. Wanneer iemand het potentieel heeft om een advocaat te worden maar ervoor kiest om als arbeider te werken, dan interpreteert men dat als een falen. We krijgen met andere woorden niet meer de keuze om op onze eigen snelheid te leven.

Ook de ‘vrije’ kunstwereld is niet zo vrij zoals men soms doet uitschijnen. Kunstenaars zoals Sylvain worden onder de noemer ‘outsider art’ geplaatst, een mislukte poging om hen ten volle in de kunstenwereld op te nemen. Ze blijven steeds de buitenstaander. Ook de kunstenwereld wordt op een bepaalde manier gedomineerd door geld. Zij die hun werk kunnen verkopen, hebben recht om als kunstenaar te leven, anderen worden verdoemd tot hobbyisten. Kunstenaars met een beperking houden geen rekening met bepaalde tendensen in de markt. Ze verkopen geen verhaal zodat hun werk goed aanslaat bij het publiek. Ze zijn misschien wel de meest pure en authentieke kunstenaars.

Ook jij maakte commercieel gezien niet de meest evidente keuze. Je schrijft onder een schuilnaam en maakt ook geen publieke optredens. Daarmee loop je ongetwijfeld een stuk promotie en bijgevolg boekenverkoop mis. Hoe kijkt jou uitgever hier tegenover aan? Hebben zij al geprobeerd om je van gedachte te doen veranderen?

Het sociale bruisende leven gaat meer en meer aan mij voorbij. Alle contacten die ik nog heb staan steeds in functie van projecten en samenwerkingen met andere kunstenaars. We hebben de grote stad ingeruild voor het kleine Kuurne en denken erover na om op termijn naar het platteland te verhuizen, weliswaar op fietsafstand van een grotere stad. Enerzijds heb ik de stad nodig als voedingsbodem, anderzijds zoek ik vaker de verstilling op. Sinds iets meer dan een jaar heb ik een atelier in een oud rusthuis in Kortrijk. Het is een plaats waar ik mij kan lostrekken van de wereld rondom mij. Want dat is veranderd. Toen in Amsterdam schreef ik op café, en dat zou me nooit meer lukken. Ik wil alleen zijn op mijn eigen eiland in de stad.

Hartelijke groet,

Thomas

We krijgen niet meer de keuze om op onze eigen snelheid te leven
43251F

DE VERBORGEN KUNSTENAAR

25 februari 2021

Torhout

Dag Thomas.

Ik kijk ernaar uit om die monografie van Sylvain Cosijns in handen te krijgen tijdens de tentoonstelling in het Guislain-museum! Ik vind het, zijn levensverhaal in acht genomen, net wonderlijk hoe weinig dreiging zijn grote figuren uitstralen. En ik sta spontaan op voor een applausje als ik in je brief lees dat Sylvain zich nooit heeft uitgesproken over de betekenis van zijn werk. Zelf huldig ik ook het principe dat het werk voor zichzelf moet spreken. De kunstenaar bepaalt wat hij de kunstbelever meegeeft en de kunstbelever moet het daarmee doen.

Wat in onze tijd niet echt een populair uitgangspunt is. Je schrijft dat ervan uitgegaan wordt dat kunstenaars met een beperking volledig samenvallen met hun werk, maar dat geldt niet enkel voor kunstenaars met een beperking. Heden ten dage wordt literatuur – vaak zelfs in de eerste plaats – beoordeeld op haar autobiografische gehalte. Ik vind dat een zeer kwalijke ontwikkeling. Het brengt me bij een van mijn stokpaardjes: het privéleven van de schrijver in dit mediatijdperk. Sla of lees er eender welk interview op na en turf eens de vragen naar het werk en de vragen naar het privéleven en zie naar welke kant de balans doorslaat. De ene interviewer is de andere niet maar de interviewer die niet peutert naar de sappige persoonlijke weetjes is een witte raaf geworden. Als lezer interesseert het mij niet om te weten hoe vaak een schrijver seks heeft of naar welk ex-lief hij een verwerpelijk personage gemodelleerd heeft, en als schrijver vind ik dat de anonieme lezer, de massa zonder gezicht, geen zaken heeft met mijn privéleven. Mij is het om de schepping te doen, niet om de schepper. Thomése heeft een heel sterk essay (‘Antischrijver’ in de bundel ‘Verzameld nachtwerk’) waarin hij het ook heeft over dat ‘godgelijke’ van schrijven. “Hoe zichtbaarder de schrijver, des te krachtelozer hij wordt,” schrijft hij daar. En: “Niet alleen de lezer, ook de schrijver moet kunnen vergeten wie hij is. Vergeten dat hij iemand is. [..] Wat je doet als je schrijft, is: mogelijkheden onderzoeken. [..] De maatschappelijk geslaagde schrijver – dus degene die zichzelf als personage heeft gevestigd – heeft afscheid genomen van de mogelijkheden. Hij heeft gekozen. Hij is geworden wie hij is en zal zichzelf moeten blijven nadoen op straffe van onzichtbaarheid. De onzichtbaarheid die hij nodig heeft om te kunnen schrijven, maar dat is hij vergeten. Hij schrijft voortaan om succes te hebben en daarvoor moet hij zich blijven laten zien. Zijn aanhoudende optreden in de actualiteit wordt een parodie, zijn voordrachten het zielloze geschmier van iemand die iemand nadoet die hij zichzelf noemt.” Enz. etc. Ik zou heelder passages uit dat essay willen citeren. Zoals dat gaat met stokpaardjes: eens je erop zit, raak je er niet zo makkelijk weer af. Laat me mezelf ertoe beperken te zeggen: als je ‘De literatuur draait door. De schrijver in het mediatijdperk’ van Sander Bax nog niet las, dan raad ik je dat ten zeerste aan. Uiterst verhelderend, vingers op wondes!

Je hebt gelijk, het is commercieel gezien niet de meest evidente keuze, consequent te handelen naar deze overtuiging dat de onzichtbaarheid van de schrijver een basisvereiste is, maar voor mij is het ook een persoonlijke noodzaak: mezelf blootstellen aan de openbaarheid zou mijn essentie verdunnen, mijn vrijheid van schrijven aanlengen. En dat wil ik niet. Dus: geen publieke optredens, geen auteursfoto’s, interviews alleen schriftelijk en persoonlijke vragen beantwoord ik niet. Ik ben me er pijnlijk van bewust dat dit zeer nadelig is voor de aandacht voor en de verkoop van mijn boeken maar de frustratie daarover is een prijs die het waard is betaald te worden voor mijn vrijheid als schrijver. Mijn uitgever aanvaardt mijn keuze, zijn enige voorwaarde is dat ik mijn onzichtbaarheid wel tijdelijk ophef mocht ik ooit een literaire prijs winnen.

Ik vond het verrassend te lezen dat je de term ‘outsider art’ om het werk van kunstenaars als Sylvain te typeren, beschouwt als “een mislukte poging om hen ten volle in de kunstenwereld op te nemen”. Zo had ik het zelf nog niet bekeken maar ik denk dat je gelijk hebt. Alsof het werk een plaatsje in de marge toebedeeld krijgt opdat de makers ook in de marge zouden blijven. Ook hier bots je dus weer op die irritante drang om de schepper vóór zijn schepping te zetten in plaats van onzichtbaar erachter te laten staan.

Een van de aangrijpendste werkjes die ik ooit in het Guislain zag was een zelfportret op een lapje, geborduurd met mensenhaar. Een psychiatrisch patiënte had het gemaakt met haar eigen haren maar geen professionele borduurster van gouddraad had een mooier portret kunnen borduren en het raakte me veel dieper dan menig portret van gevestigde namen me ooit al geraakt had.

Misschien moeten we ‘outsider art’ meer gaan dragen als een geuzennaam voor alle kunstenaars die het pure en authentieke scheppen laten voorgaan op de dwang van de markt en het verkoopsucces.

Of ik denk dat men het wandelen en natuurbeleven weer snel achterwege zal laten eens de pandemie bedwongen is? Ik weet het niet… Laat ik zeggen dat ik vrees dat eens al de dingen die mensen nu zo missen weer mogen, mensen zich er met volle gulzigheid op zullen storten en daar ook toe gestimuleerd worden want consumentisme is nu eenmaal de motor van deze maatschappij… Maar dat ik hoop dat er ook enkelingen zullen zijn van wie de kijk op het leven blijvend veranderd is.

Ik vond het zo mooi om te lezen dat je vaak minutenlang aan Streuvels’ venster staat uit te kijken over het weidse landschap. Is dat voor jou iets recents of deed je dat ook al vóór de pandemie? Is het een ontwikkeling die je al langer bij jezelf voelt? Zoals jullie droom om naar het platteland te verhuizen? Zoals je ook niet meer op café zou kunnen schrijven omdat je jezelf moet kunnen lostrekken van de wereld, meer en meer de verstilling nodig hebt om te kunnen schrijven, om te kunnen leven?

Ik denk dat we op een punt gekomen zijn dat onze maatschappij (en bij uitbreiding de hele geglobaliseerde wereld) heel dringend verstilling en vertraging van doen heeft. En begint de maatschappij niet bij de individuen die haar samenleving vormen?

Eindigend op deze, ondanks de onmacht, hoopvolle noot
en erkentelijk voor deze fijne stimulerende correspondentie,
met warme groet,

caro

Ik denk dat we op een punt gekomen zijn dat onze maatschappij verstilling en vertraging van doen heeft.
caro van thuyne

CARO VAN THUYNE

Caro Van Thuyne (1970) leeft en schrijft in het Houtland achter de Vlaamse kust. In 2018 debuteerde ze met de verhalenbundel Wij, het schuim, die op de longlist van de ANV Debutantenprijs en op de shortlist van de Anton Wachterprijs stond.

THOMAS JACQUES X DAMON DE BACKER - 2020 - 11

Thomas Jacques studeerde in 2014 af als psycholoog. Tijdens zijn stage raakte hij gefascineerd door het sociaal – artistieke werkveld. Een tijdlang voer hij mee met de Vrijbus, het dichterscollectief van vzw Wit.h. Daar kreeg hij de smaak voor het woord (en voor zijn toekomstige vrouw) ten volle te pakken. Op vandaag is hij coördinator van Het Lijsternest en vormt hij samen met Bram Terryn een tweekoppig collectief. Thomas Jacques is hoofdredacteur van het Magazine De Windstoot.

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.