24 maart 2021
Kuurne, België

Beste Christian,

We zijn onbekende voor elkaar. Het lijkt me dan ook niet meer dan logisch om mezelf eerst even voor te stellen. Enkele jaren geleden studeerde ik af als Master in de Psychologie, vanuit een interesse in het menselijk psyché. Na mijn studies bleek al snel dat ik geen carrière als psycholoog ambieerde. Daarvoor is mijn passie voor literatuur, schrijven en kunst veel te groot. Enkele maanden geleden vroeg kunstencentrum vzw Wit.h mij om brieven te schrijven bij hun tentoonstellingen in het kader van ‘De Windstoot’, een artistieke expeditie naar (on)macht. Snel werd me duidelijk dat één brief over en weer weinig mogelijkheid overlaat voor dialoog. Zo ontstond het idee van kleine briefwisselingen waarin elke correspondent twee brieven schrijft en deze te publiceren in het digitale magazine van Wit.h.

In mei 2021 opent de nieuwe expositie in Wit.h met het werk van Irène Gerard. Haar werk doet denken aan glas-in-loodramen. Fragmentarisch en toch een geheel vormend. Het menselijk lichaam wordt in onderdelen opgesplitst die als een puzzel in mekaar gelegd kan worden. Irène is verbonden aan La S, grand atelier, een artistieke werkplaats voor kunstenaars met een beperking.

Als we naar het artistiek atelier van Irène Gerard kijken, dan zien we dat zij zichzelf benoemen als ‘Centre d’Art Brut et Contemporain’. Een term die in het Vlaamse deel van België niet gebruikt wordt. Hier spreken wij van Outsider Art, het synoniem van Art Brut dat door Roger Cardinal in het leven geroepen werd. Bij mezelf merk ik meteen een gevoel van opstandigheid, die waarschijnlijk met mijn achtergrond te maken heeft. Waarom labelen we iemand als een ‘outsider’ als we die kunstenaar net een plaats willen geven binnen de kunstwereld? Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik ervan overtuigd ben dat we niet meer mogen spreken over Outsider Art.

We leven in een tijd waarin, terecht, veel belang gehecht wordt aan inclusie. We denken steeds meer na over gelijkwaardigheid tussen mensen. We spreken niet meer over negers en blanken, maar over witte en zwarte personen. Onze woordenschat evolueert mee met onze tijd. In die zin lijkt het mij dan ook een goed moment om het label Outsider Art achter ons te laten wanneer we hedendaagse kunstenaars met een beperking willen benoemen. De term heeft doorheen de jaren zijn oorspronkelijke betekenis verloren, en refereert naar een andere tijd binnen de kunstgeschiedenis. Vandaag refereert Outsider Art in Vlaanderen naar kunstenaars met een beperking of een psychiatrische stoornis.

Daarnaast zegt ‘Outsider Art’ niets over de stijl van een kunstenaar. In de definitie kunnen we lezen dat het gaat om kunstenaars die de regels van de kunstwereld negeren of afwijzen. Was dat ook niet zo met de dadaïsten, impressionisten en andere kunstgenres? Zijn die ook niet allen ontstaan omdat er kunstenaars waren die binnen hun tijdsgeest niet conformeerden met de mainstream?

Jouw galerij identificeert zich nadrukkelijk met Art Brut. Hoe verhouden jullie zich tegenover deze kunststroming? Staan jullie in Frankrijk nog steeds dicht bij de definitie van Jean Dubuffet of heeft er ook een verschuiving doorheen de tijd plaatsgevonden?

Hartelijke groet,
Thomas Jacques

Centre d’Art Brut et Contemporain
188_o_icoN-LaHesse-GERA-irène 1

We leven in een tijd waarin, terecht, veel belang gehecht wordt aan inclusie. We denken steeds meer na over gelijkwaardigheid tussen mensen. In die zin lijkt het mij dan ook een goed moment om het label Outsider Art achter ons te laten wanneer we hedendaagse kunstenaars met een beperking willen benoemen.

Beste Thomas,
(brief vertaald uit het Frans)

Ik ben des te blijer u te lezen omdat de vragen die u stelt zeer belangrijk zijn.

Albert Camus placht te zeggen dat “het verkeerd benoemen van dingen bijdraagt tot het ongeluk van de wereld”. En het is deze vloek waar we hier mee te maken hebben. Waarom wilde men in godsnaam “art brut” vertalen met “outsider art”? ‘Arte povera’ was gelukkig ontsnapt aan de ‘Poor Art’, en de Amerikaanse Pop Art werd door de Europeanen niet verkeerdelijk als populaire kunst gekwalificeerd.

Deze notie van outsiderkunst verraadt in de eerste plaats een vorm van Angelsaksisch taalimperialisme, maar vertaalt vooral het feit dat Noord-Amerikanen in de eerste plaats hebben geprobeerd het begrip outsiderkunst te verdraaien volgens hun eigen culturele geschiedenis. In het bijzonder die van de kunst van Afro-Amerikaanse minderheden, waarvan de producties – wat ze ook waren – tot de rang van volkskunst waren gedegradeerd.

Daarmee zijn zij de tegenovergestelde weg ingeslagen van Dubuffet, die ook was begonnen met het tegenover elkaar stellen van art brut en culturele of geleerde kunst. Deze laatste had aanvankelijk werken verzameld die met elkaar gemeen hadden dat zij noch op de radar van de instellingen stonden, noch het waard waren om in de kunstgeschiedenis te worden vermeld. Of zelfs de noemer kregen dat ze door autodidacten gemaakt zijn.

Hij realiseerde zich dat dit binaire onderscheid met de zogenaamde culturele kunst, of “mainstream” kunst, niet werkte en ook niet relevant was, en haastte zich ook, op het moment dat hij zijn collectie aan Lausanne schonk, om Art Brut te scheiden van de rest van wat hem te verre verwanten leken, namelijk singuliere, autodidactische, out-of-the-box, naïeve, visionaire kunst, enz.

De outsiderkunst, die er geen genoegen mee neemt haar werken van zo fundamenteel verschillende aard opnieuw samen te brengen in een heterogeen geheel, dat alleen de onwetendheid van de kunstwereld over hen gemeen heeft, plaatst ze – via haar naam – in de marge van de kunst en haar geschiedenis. Alsof het anders-zijn van deze kunstenaars en de uitzinnige scheppingsdrang die aan deze art brut ten grondslag ligt, niet de kern zouden kunnen vormen van wat wij kunst noemen.

Tussen 1945 en zijn dood in 1985, evolueerde Dubuffets visie, waarbij hij zijn vroege dogmatisme liet varen voor een meer precieze en inclusieve visie. Hij houdt op met art brut te definiëren in een tegenstelling tot de moderne kunst. Daarbij vermeldt hij soms, zij het schoorvoetend, diepe verbanden en onmiskenbare samenhorigheid tussen die verschillende velden.

Maar het is aan onze generatie en aan die van de volgende om ons recht op te eisen om de balans op te maken van dit erfgoed en om verder hierover te reflecteren. Door jezelf deze vragen te stellen, beste Thomas, neem je al deel aan deze paradigmaverschuiving.

Met vriendelijke groet
Christian

een paradigmaverschuiving
diptiek2 Irène Gérard

Alsof het anders-zijn van deze kunstenaars en de uitzinnige scheppingsdrang die aan deze art brut ten grondslag ligt, niet de kern zouden kunnen vormen van wat wij kunst noemen.

De briefwisseling tussen onze redacteur Thomas Jacques en Christian Berst wordt nog vervolgd in de komende weken.

Christian Berst

Christan Berst (1964) is een verzamelaar en Franse gallerist gespecialiseerd in Art Brut. Hij cureert tentoonstellingen, lezingen en verzorgde verschillende internationale publicaties over Art Brut. https://christianberst.com

THOMAS JACQUES X DAMON DE BACKER - 2020 - 11

Thomas Jacques studeerde in 2014 af als psycholoog. Tijdens zijn stage raakte hij gefascineerd door het sociaal – artistieke werkveld. Een tijdlang voer hij mee met de Vrijbus, het dichterscollectief van vzw Wit.h. Daar kreeg hij de smaak voor het woord (en voor zijn toekomstige vrouw) ten volle te pakken. Op vandaag is hij coördinator van Het Lijsternest en vormt hij samen met Bram Terryn een tweekoppig collectief. Thomas Jacques is hoofdredacteur van het Magazine De Windstoot.

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.