13 november 2020 Kuurne
Beste Philippe,

Het zijn vreemde dagen waarin ons taalgebruik gedomineerd wordt door woorden als knuffelcontact, huidhonger, bubbels en risicogroepen. Om ons heen valt het sociale leven stil, en moeten verschillende sectoren de deuren sluiten. Al wordt er achter de schermen hard gewerkt. Zo ook bij vzw Wit.h waar een nieuwe artistieke expeditie wordt gestart, die in 2022 gepresenteerd zal worden aan het grote publiek.

Binnen De Windstoot staat (on)macht centraal. Er zijn verschillende samenwerkingen tussen kunstenaars met en zonder beperking. Hierbij moet ik meteen zelf denken aan de filosoof Michel Foucault. Volgens hem bestaan er drie vormen van macht; opsluiting, onderdrukking en uitsluiting. In 1972 werd voor het eerst de term ‘Outsider Art’ geïntroduceerd, een genre binnen de kunstwereld waartoe kunstenaars met een beperking gerekend worden. Hierdoor wordt die kunstenaar meteen ook buiten de kunstwereld geplaatst, en schiet het zijn doel voorbij.

Vanaf deze maand zal er tweemaandelijks een expositie te zien zijn in vzw Wit.h over het werk van één van de deelnemende kunstenaars. Ter ondersteuning van de expositie zal er telkens een digitaal magazine verschijnen, waar deze briefwisseling een onderdeel van zal zijn. Tijdens de eerste expo staat het werk van Erwin Verhofstadt centraal, onder de titel Zachte, witte tekenhanden. Hij tekent zoals hij praat, zacht, mompelend en monotoon. Zijn werk laat zich kenmerken door repetitieve patronen van objecten, mensen en huizen.

Het huidige discours van onze samenleving is voornamelijk een economisch verhaal. Dat zien we ook terug binnen de aanpak van COVID-19. Er wordt altijd eerst over de economische impact gesproken en dan pas over de impact op ons sociaal en psychisch welbevinden. Ook de kunstwereld is niet vrij van dit discours. Kunst moet opbrengen en vooral verkocht worden. Dat zien we bijvoorbeeld in de literaire wereld waar uitgevers een manuscript voornamelijk beoordelen op basis van verkoopbaarheid in plaats van de intrinsieke waarde zelf. Op die manier krijgt het publiek de schrijver, de kunstenaar in zijn macht en word je beperkt binnen de creatie.

De blik van de ander blijkt geen invloed te hebben op kunstenaars met een beperking. Vanuit deze onbevangenheid creëren ze hun werk, en bieden ons een ander perspectief. Erwin gaat hierin nog een stap verder. Hij houdt niet enkel rekening met de kijker, hij schenkt zijn werk gratis weg aan mensen uit zijn omgeving. Hij hecht geen belang aan een vergoeding. Denk jij dat we opnieuw meer nood hebben aan belangeloosheid binnen de samenleving, en bij uitbreiding de kunstensector?

Hartelijke groet,
Thomas Jacques

De blik van de ander blijkt geen invloed te hebben op kunstenaars met een beperking.
maquette_037HR

Tijdens de eerste expo staat het werk van Erwin Verhofstadt centraal, onder de titel Zachte, witte tekenhanden. Hij tekent zoals hij praat, zacht, mompelend en monotoon. Zijn werk laat zich kenmerken door repetitieve patronen van objecten, mensen en huizen.

Hallo Thomas,

Misschien is het niet evident om een brief te schrijven naar iemand die je helemaal niet kent. Ik probeer via Google – afbeeldingen een foto van je te vinden, maar zonder succes. Ik zeg dit maar, omdat het verband houdt met een van de onderwerpen van je brief.

Afgelopen zaterdag zat ik – dankzij de gratis railpass van de NMBS – op de trein naar Aarlen, een reis van zo’n 9,5 uur (heen en terug). Dat gaf me de gelegenheid om min of meer ongestoord een boek van Spinoza te lezen. Spinoza, voor wie het geluk erin bestaat te verstaan dat er in feite maar één ding bestaat en dat we daar deel van uitmaken. Een uiterst vreemde gedachte, die iets toegankelijker wordt als we hem vertalen in de stelling dat alles met alles in verband staat.

Ik moest daar even aan terugdenken toen ik je brief las omdat daar een aantal dingen in stonden die bij een eerste lezing losse zaken waren, terwijl ze bij nader inzien toch iets met elkaar te maken lijken te hebben.

Zo heb je het over ‘sociaal en psychisch welbevinden’, waarmee je, als ik het goed begrijp, verwijst naar het belang van persoonlijk contact. Je verwijst verderop ook naar Foucault in verband met uitsluiting. Blijkbaar moeten we streven naar een ‘warme samen-leving’, al was het maar omdat we eenvoudigweg niet zonder kunnen. Nu heeft een dergelijke samenleving volgens de Antwerpse socioloog Walter Weyns nooit bestaan en kan hij in de letterlijke zin ook niet bestaan, maar het is toch wel duidelijk wat je bedoelt.

Als je dan ‘aanklaagt’ dat uitgevers een manuscript beoordelen op verkoopbaarheid, stel ik me weliswaar vragen. Want hoe meer een boek verkoopt, hoe meer mensen ermee in contact komen. Ligt dat dan niet in de lijn van wat jij wilt? Je pleit ervoor dat een kunstenaar zijn ding moet kunnen doen, zonder rekening te hoeven houden met economische factoren. Maar wordt hij dan geen Einzelgänger, die zich van anderen niets aantrekt, zichzelf als het ware uitsluit? Wil hij dan geen publiek? Ik probeer de zaken maar wat ingewikkelder te maken…

De Frans-joodse filosoof Emmanuel Levinas begint zijn hoofdwerk ‘Totalité et infini’ met de zin: “Men zal het er gemakkelijk over eens zijn dat het van het hoogste belang is te weten of we niet de dupe zijn van de moraal”. Ik weet zelf niet of ik die zin helemaal begrijp, maar ik schrik er in ieder geval altijd voor terug om kunstenaars een moraal op te dringen. Moeten zij (meer) belangeloos zijn? Als Erwin Verhofdstadt dat belangrijk vindt en zijn werken wegschenkt, is dat prima volgens mij. Maar moeten alle kunstenaars daar dan (meer) naar streven? En als we dergelijke uitspraken doen, maken we het hun dan niet onmogelijk om een eigen weg te gaan?

Er wordt filosofen weleens verweten dat ze veel vragen stellen, maar weinig antwoorden geven. Ik herken me daar wel een beetje in. Spinoza meende dat alles in één geheel te begrijpen viel, maar Foucault en andere postmoderne filosofen geloofden daar veel minder in. Zij dachten dat er, van zodra we een vangnet over de realiteit gooien, altijd zaken door de mazen heen glippen en aan onze aandacht ontsnappen. We kunnen waarschijnlijk niet anders dan mislukte pogingen doen om de wereld te begrijpen, maar we moeten er ons bewust van blijven dat we nooit het totale gelijk aan onze kant hebben. Met die overweging wil ik deze brief graag besluiten, omdat ik eruit afleid dat ik er zelf met mijn gepeins ook heel erg naast kan zitten…

Hartelijke groet!
Philippe.

17 november 2020 Kuurne
Beste Philippe,

Ik moet eerlijk bekennen dat ook ik eerst een foto van jou opzocht vooraleer ik mijn brief schreef. Ergens doet het me een plezier dat toch niet alles een spoor nalaat in onze digitale wereld die mij af en toe beangstigt. Grote bedrijven als Google pretenderen ons het leven makkelijker te maken, door informatie beschikbaar te maken. Terwijl het voor veel mensen steeds moeilijker wordt om waarheid van fictie te onderscheiden. Daarbij is hun uitgangspunt ook niet de mens vooruit helpen, maar vooral zoveel mogelijk geld verdienen. Alle onze gegevens zijn geld waard.

Dit om maar een bruggetje te maken naar je vraag of een kunstenaar geen Einzelgänger wordt als hij zich niets van de anderen aantrekt. Hetgeen je schrijft doet me denken aan het debat of cultuur iedereen moet bereiken en bekoren. Persoonlijk denk ik van niet. Er moet vooral een diversiteit zijn aan cultuur, en iedereen moet toegang kunnen krijgen tot cultuur. Maar niet alles hoeft makkelijk of verkoopbaar te zijn. Daar schuilt een groot gevaar in. Als verkoopbaarheid als enige maatstaf gebruikt wordt om een manuscript te beoordelen, riskeren we dat er binnenkort alleen maar eenheidsworst op de markt komt. Het doet me denken aan een visie van een prominente uitgever, die ooit zei ik geef ’50 shades of Grey’ uit omdat het een verkoopsucces is, zodat ik daarnaast waardevolle boeken kan uitgeven die eigenlijk verlieslatend zijn.

Om terug te komen op je vraag. Is de kunstenaar die geen rekening houdt met economische factoren een Einzelgänger die zichzelf uitsluit. Bij sommige kan dat zeker het geval zijn. Maar dat gaat volgens mij niet altijd op. Hij bereikt misschien niet het grote publiek, maar hij bereikt wel degelijk een publiek. Ik neem een grote omweg om eigenlijk te zeggen dat ik het met je eens ben dat we kunstenaars geen moraal moeten opdringen. Kunstenaars moeten eigenlijk niets. Al merk ik wel bij mezelf dat ik bewondering heb voor kunstenaars die belangeloos zijn. Waarmee ik niet wil zeggen dat het verkeerd is te willen leven van het kunstenaarschap. Want het is natuurlijk ook zo, wanneer je een inkomen kan halen uit je kunst, krijg je meer tijd om in jezelf als kunstenaar te investeren en zo jezelf verder te ontwikkelen. Het is een vage grens en het is steeds opnieuw zoeken naar een evenwicht.

Misschien is het niet de kunstenaar die belangeloos moet zijn, maar moeten wij ‘het publiek’ de kunstenaar meer vrijheid bieden? Misschien is het al voldoende om de vraag te stellen? Zodat we ons bewust worden van de invloed van het economische op het creatieproces. Wat me doet denken aan het slot van jouw brief. Ook ik kan er volledig naast zitten. Uiteindelijk doet dat ook niets ter zake. Het enige wat telt is dat we vragen blijven stellen en ook onszelf in vraag durven stellen.

Hartelijke groet,
Thomas

Dag Thomas,

Ik denk niet dat we het eigenlijk oneens zijn, maar dat we wel nog zoeken hoe we de dingen scherp kunnen stellen. Natuurlijk deel ik je bezorgdheid wat de digitale wereld betreft. De privacyregels hebben het wat dat betreft alleen maar slechter gemaakt, omdat veel mensen de moeite niet zullen nemen om alles mooi in te stellen (wat hun trouwens ook vaak doelbewust heel moeilijk wordt gemaakt) en dan dus maar snel akkoord gaan met dubieuze zaken en daar nooit meer iets tegenin zullen kunnen brengen.

En die digitale wereld, zoals je goed aangeeft, is dan weer nauw verbonden met de economische en dan zijn we weer bij het thema van de spanning tussen kunst en economie. Het vervelende is volgens mij vooral dat ‘wij’ daar wel vaak over filosoferen, maar dat zowel de technologie als de economie alsmaar doordenderen als een trein die niemand nog kan stoppen en die velen ook niet schijnen te willen stoppen. En dan verschijnt de kunst vaak als een soort alternatief of tegenwicht. ‘Kan kunst de wereld redden?’, die oude leuze raakt toch niet helemaal vergeten.

De vraag luidt of wij machteloos zijn of niet. Bevinden wij ons, met dit soort initiatieven, niet in een niche die verder toch geen impact heeft? Het doet wat denken aan wat Herbert Marcuse de ‘repressieve tolerantie’ noemde: doen jullie maar jongens (en meisjes), geef maar kritiek, spuw je gal maar, het doet er toch niets toe.

Die visie heeft natuurlijk nadelen, maar misschien ook wel voordelen, omdat wie oog heeft voor de logica van die processen, minder snel zal moraliseren. En tegenwoordig zoekt men al snel voor allerlei zaken een zondebok. Zo geloof ik persoonlijk dat het populisme een logisch gevolg is van de dynamiek van de democratie en dat we die twee dus niet tegen over elkaar mogen zetten en dan de populistische politici met opgeheven vinger ervan beschuldigen de democratie in gevaar te brengen.

Maar terug naar de kunst. Ik denk dat we het er allebei wel over eens zijn dat het niet oké is als we de kunst enkel als een middel voor economisch profijt gaan zien, maar dat we anderzijds ook begrijpen dat kunstenaars (én allerlei instellingen zoals uitgevers) ook niet van de wind kunnen leven. Misschien dat Aristoteles’ theorie over ‘de deugd en het juiste midden’ ons wat dat betreft nog iets interessants kan opleveren. Deugdzaamheid houdt volgens hem altijd het juiste midden tussen ‘te veel’ en ‘te weinig’. Echte moed bijvoorbeeld houdt het midden tussen lafheid (te weinig) en roekeloosheid (te veel). Zo zou je wat de verhouding kunst-economie ook wel kunnen zeggen dat er iets mis is met een kunstenaar die te veel aan het economische denkt, bijvoorbeeld als hij het maken van kunstwerken enkel ziet als een middel om zoveel mogelijk geld te verdienen. Maar het is ook niet in orde als iemand overdrijft in de belangeloosheid en bij het maken van kunst dermate in economische problemen raakt dat hij nog nauwelijks kan overleven. Misschien kun je dit wel bijtreden? Het is natuurlijk een soort continuüm en wellicht bevindt geen enkele kunstenaar zich precies in het midden van die schaal, maar het kan een manier zijn om je af vragen waar iemand dan ongeveer staat.

Maar waar je het misschien ook wel mee eens zult zijn, is dat het waarschijnlijk wel het beste is dat een kunstenaar, op het moment dat hij creëert, niet te veel met de economische logica bezig mag zijn, want anders zal hij vermoedelijk niet zijn beste werk maken…

Hartelijke groet!
Philippe.

ik schrik er in ieder geval altijd voor terug om kunstenaars een moraal op te dringen.
lepers

Philippe Lepers (°1959) studeert godsdienst en filosofie in Leuven en in Nijmegen. In 2005 promoveert hij met een proefschrift over Nietzsche. Hij publiceert o.m. Zinvol leven in een onverschillige tijd (1999) en Baudrillard. Leven na de orgie (2009) Hij is lector aan de hogeschool VIVES en medeoprichter van Het Penhuis Kortrijk.

THOMAS JACQUES X DAMON DE BACKER - 2020 - 11

Thomas Jacques studeerde in 2014 af als psycholoog. Tijdens zijn stage raakte hij gefascineerd door het sociaal – artistieke werkveld. Een tijdlang voer hij mee met de Vrijbus, het dichterscollectief van vzw Wit.h/de Figuranten. Daar kreeg hij de smaak voor het woord (en voor zijn toekomstige vrouw) ten volle te pakken. Op vandaag is hij coördinator van Het Lijsternest en vormt hij samen met Bram Terryn een tweekoppig collectief. Thomas Jacques is hoofdredacteur van het Magazine De Windstoot.

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.