27 oktober 2020, Kuurne
Beste Stef,

Ik schrijf u naar aanleiding van De Windstoot, een artistieke expeditie van vzw Wit.h dat in 2022 zal gepresenteerd worden aan het grote publiek. Centraal binnen het project staat (on)macht. Overal zien we de term inclusie opdoemen. Er wordt kwistig mee gestrooid, en streeft soms zijn doel voorbij. Mensen met een beperking maken deel uit van onze leefwereld, al worden ze vaak niet serieus genomen en blijven ze veelal de nar. Iemand waarmee gelachen kan worden. Iemand die ons kan ontroeren, maar echt luisteren doen we niet. Op deze manier worden ze uitgesloten. Volgens Foucault is dit naast opsluiting en onderdrukking ook een vorm van macht.

In aanloop naar de presentatie in 2022 zal er tweemaandelijks een kleine expositie te zien zijn in vzw Wit.h over het werk van één van de deelnemende kunstenaars. Daarbij zal telkens een digitaal magazine verschijnen, waarin deze briefwisseling gepubliceerd zal worden. Tijdens de eerste expo staat het werk van Erwin Verhofstadt centraal. Hij tekent zoals hij praat: zacht, mompelend en monotoon. Ook de herhaling is kenmerkend voor zijn oeuvre waarin repetitieve patronen van objecten, mensen, huizen en stadszichten opduiken.

Thomas Jacques schrijft de allereerste brief in deze reeks.
maquette_032HR

Foto: maquette Erwin Verhofstadt.
In zijn werk gaat hij op zoek naar een universele parallelle wereld die hij in vakjes opdeelt. De wereld vat hij in één grote stad waarbij veel details in opgenomen worden waar een mens vaak aan voorbijgaat. De gebouwen zijn steevast een samensmelting van verschillende façades waarachter verhalen zich schuilhouden. Ze krijgen een soort van mythisch status omdat Erwin mensen weert uit zijn huizen en steden. Die verstilling staat in groot contrast met de rumoerige wereld om ons heen. Hier laat de kunstenaar ons zijn eigen universum binnentreden. Hij prefereert een stille omgeving, dat merk je ook aan zijn zachte stem.

In de huidige tijd wordt cultuur meer en meer vercommercialiseerd. Kunst mag niet te moeilijk zijn, anders verkoopt het niet goed. Het publiek krijgt zo de kunstenaar in zijn macht. Zij bepalen wat al dan niet verkoopt, geprogrammeerd moet worden, want alles moet nu eenmaal geld opbrengen. Het is een beperking voor de kunstenaar. Dat merk ik ook bij mijn eigen schrijven, hoezeer ik er tegen vecht, de lezer sluimert door mijn hoofd. Bij kunstenaars met een beperking is dat vaak anders. Ze creëren zonder rekening te houden met wat de ander denkt. Erwin gaat een stap verder, hij hecht geen belang aan vergoeding en schenkt zijn werk vaak aan mensen uit zijn omgeving. Dit deed me denken aan een quote van jou ‘altruïsme verbreedt kunst tot cultuur’. Denk jij dat er meer nood is aan belangeloosheid binnen de kunst? Ligt hier de grote waarde van kunstenaars met een beperking?

Hartelijke groet,
Thomas Jacques

18 november 2020, Sint-Niklaas
Hey daar Thomas,

Ja, ik besef dat ik je laat, zelfs heel laat, terugschrijf. Maar (on)macht is ook wel een gigant van een thema om aan te snijden. In het project (je noemt het een ‘artistieke expeditie’ – mooi zeg!) en in je brief vervlecht je beperking en kunst. Dat spanningsveld tussen die entiteiten doet me denken aan judo waarbij je de kracht van een tegenstander benut. Blijkbaar is dat zo.

Ken je ‘De rekenmeester’ van Dieter Jörgensen? Niccola Tartaglia is de hoofdfiguur in die roman en zoals de titel suggereert kan hij enorm goed met cijfers omgaan. Om die reden vestigt hij zich in februari 1534 in de financiële grootmacht Venetië. Ondanks zijn uitzonderlijk talent waarmee hij elk rekenraadsel oplost, is Niccola desalniettemin een permanent mikpunt van spot. Dat komt omdat hij onwaarschijnlijk stottert. Daarom streeft hij roem na, wetend dat er dan een portret van hem geschilderd zal worden. Een schilderij is namelijk stom, het spreekt niet en zodoende verbergt het zijn handicap. Gewiekst, niet? Een soort van judo zo je wil, maar uiteraard is de kwestie in je brief niet de camouflage of de onderdrukking van een beperking, wel de bestaansmogelijkheid ervan in onze samenleving … en kunstwereld. Misschien kunnen we daarom even in Venetië blijven patineren, want al meer dan 100 jaar gaat daar elke twee jaar een van de belangrijkste kunstevenementen door. En je schreef toch over commercialisering? Dan zitten we in de dogenstad op de goede plaats!

Gaandeweg is dit podium commercieel erg interessant geworden. Zowel voor de kunstenaar die zijn / haar land vertegenwoordigt en voor het instituut dat erachter zit. Dat kan een museum zijn, maar ook een galerie en doorgaans betreft het een combinatie van beiden. Effectief wordt er in sommige projecten pittig geïnvesteerd en is de economische slagkracht van landen, kunstinstituten en galerieën er leesbaar. Steeds blijf ik gefascineerd door de artistieke bijdragen die met beperkte middelen toch indruk maken. Evengoed laat ik me wel eens overrompelen door kunstwerken die onmiskenbaar uit een dikke portemonnee groeiden. Soms zijn die gewoonweg boeiend en interessant. Zo komen we bij een nieuw spanningsveld: de liaison tussen het ethische en het esthetische. Het goede en het mooie (zoals in de sprookjes) of het slechte en het lelijke (ook zoals in de sprookjes).  En in sprookjes is het onderscheid, tussen pakweg sneeuwwitje of de stiefmoeder, scherp gedefinieerd. Het ene sluit het andere duidelijk uit. Dat doet meteen denken aan de manier waarop men vandaag in het coronadebat economie tegenover gezondheid positioneert. Hoeven dat echt tegenstellingen te zijn? Dikwijls is de werkelijkheid een knoop die niet proper te ontwarren valt.

Ik maak een abrupte sprong Thomas en slinger naar Elon Musk, jawel. Wat zou je tegen een profeet van elektrische auto’s kunnen hebben? Dat is toch het goede, het ethisch verantwoorde? Tenminste als we al zijn bouwovertredingen – in Duitsland bijvoorbeeld, en zijn fikse appetijt naar macht (die indruk wekt hij toch steeds bij me) negeren. In die manifestatie van macht zit dus ontegensprekelijk ook iets positiefs vervat en uiteraard is dat een flinke paradox. De dominante structuren in de kunstwereld zijn in hun complexiteit niet anders.

Laten we stellen dat er, weerom zoals in het judo, (gewichts)categorieën bestaan.  Zelden halen lichtgewichten het van hun zwaardere collega’s. Dat stellen we vast en de vraag is dus of die lichtgewichten, degenen met minder ‘macht’ serieus bejegend kunnen / moeten worden? Kunnen we een pad bewandelen om dat doel te bereiken? Inderdaad vind ik dat belangeloosheid, of op zijn minst het streven daartoe, een rol kan spelen. In je brief verwijs je naar Erwin Verhofstadt, een kunstenaar met een beperking, die zijn werk vaak schenkt aan anderen. Natuurlijk is dat niet voor iedereen mogelijk, toch niet als je ervan probeert te leven. Bovendien moeten we behoedzaam zijn om Erwin niet te romantiseren tot een ‘nobele wilde’.  Ik vraag me ook af (ik ken hem niet) hoe bewust hij met zijn kunstenaarschap omgaat en of hij dient te worstelen met financiële kwesties? Die vraag is niet assertief of negatief bedoeld want ik geloof dat precies het niet wieden van een dergelijke fragiliteit getuigt van een hoge cultuur. Alleen denk ik dat we ons daar nog niet bevinden. Zelfs een globale crisis is niet in staat om het diepste van onze gedachten en gewoonten echt te veranderen. Wat verandering betreft, blijf ik zelf niet buiten schot, maar daarvoor zou ik je nog het verhaal moeten vertellen van een dakloze creatieveling waar ik onlangs mee samenwerkte.

Zullen we het daar, ondanks de tijdsdruk en nakende deadline, toch nog eens over hebben Thomas?

Tot snel,
Stef

18 november 2020, Kuurne
Beste Stef,

(On)macht is inderdaad een gigantisch groot thema om aan te schrijven, zeker binnen zo’n kort tijdsbestek, waardoor we ongetwijfeld meer vragen bij elkaar zullen oproepen dan dat we antwoorden zullen vinden. We kunnen alleen een poging wagen de materie beter vorm te geven in ons hoofd. Heel graag wil ik jouw verhaal horen over de dakloze creatieveling waar je onlangs mee samenwerkte.

Ik moet eerlijk bekennen ook ik ken Erwin niet persoonlijk. Er schuilt zeker een gevaar in het romantiseren van de kunstenaar, die zichzelf volledig los ziet van financiële kwesties. Het antwoord op je vraag hoe bewust hij met zijn kunstenaarschap, zal ik je voorlopig schuldig moeten blijven. Voor kunstenaars met een beperking is het vaak een probleem en mogen zij niets verdienen aan hun eigen werk. Dat zou een negatieve impact hebben op hun zorgbudget. Als hun werk dan toch verkocht wordt, gaan die inkomsten vaak naar de voorziening waar ze verblijven. Mijn vriendin heeft een atelier in de Academie van Ieper voor mensen met een beperking. Jaarlijks organiseert zij een tentoonstelling met de kunstenaars die werken in dit atelier. Hun werk wordt verkocht, en wordt dan geïnvesteerd in werkmateriaal, omdat de kunstenaars niet mogen verdienen. Dit stemt tot nadenken, en zou op de politieke agenda moeten komen.

Je vergelijking naar Judo vind ik een mooi beeld. Die competitie ken ik natuurlijk niet, maar ergens vermoed ik dat de verschillende categorieën als evenwaardig beschouwd worden. Ergens doet het mij ook denken aan een andere nobele sport het wielrennen, waar het vrouwenwielrennen vele jaren stiefmoederlijk behandelt is. Daar komt nu verandering in. De populariteit en het grote geld van de mannen wordt nu ook gebruikt om mee te investeren in het vrouwenwielrennen. Zo toont de VRT niet alleen meer de mannen elitewedstrijd van Vlaanderens Mooiste, maar ook de vrouwenwedstrijd, en dat in één uitzending. Misschien is dit ook een pad die we mogelijks kunnen bewandelen binnen de cultuurwereld? Dat we verschillende categorieën elkaar laten versterken.

Macht is inderdaad niet per definitie slecht. De opsplitsing tussen goed en slecht is artificieel. Al trap ik daar een open deur mee in. In die zin is het dan ook niet slecht dat kunstenaars economisch denken, en proberen te leven van hun werk. Het stelt hen zelf in staat om meer tijd in hunzelf te investeren, waardoor je verder kan groeien. We mogen echter niet vergeten welke processen hierachter schuilgaan, en ons daar bewust van zijn. Er is niets mis met geld verdienen, er is niets mis met veel geld te verdienen. Alleen moet je bewaken dat je jezelf als kunstenaar niet verloochent om rijk te worden. Wat streef je na, de ultieme rijkdom, of genoeg om een comfortabel leven te leiden?

Het boek ‘De rekenmeester’ ken ik niet. Het boek komt op mijn leeslijstje. Camouflage is een interessant onderwerp. Het doet me opnieuw denken aan de kunstenaar met beperking. Er bestaan verschillende meningen omtrent het camoufleren van de beperking van de kunstenaar. Sommige zijn van mening dat we bewust de beperking moeten weglaten, wanneer we een kunstenaar voorgesteld wordt. Anderen vinden net wel dat je de beperking moet benoemen. Ik versta het eerste standpunt, men wil namelijk de focus op het werk leggen. Al ben ik het daar eigenlijk niet mee eens. De beperking is nu eenmaal een wezenlijk onderdeel van de kunstenaar met een beperking, en dat hoeft niet per definitie iets negatief te zijn. Beperking is eigenlijk een jammerlijk gekozen woord. Het geef de perceptie dat die negatief is, terwijl het net ook een kracht kan zijn.

Ach Stef, ik merk dat ik eigenlijk helemaal niet teruggekomen ben op Venetië. Dat komt omdat ik er eigenlijk nog nooit geweest ben. In de toekomst moet ik daar verandering in brengen, en een van de belangrijkste kunstevenementen bezoeken.

Hartelijke groet,
Thomas

19 november 2020, Sint-Niklaas
Dag Thomas,

Hier zijn we weer. In ons hoofd reisden we al naar Venetië, maar ik zou je ook schrijven over een ander soort van reiziger om het op die manier over belangeloosheid te hebben. Het gaat over Robert Mitchell.

Robert is 73 en leeft al jaren als dakloze. Nochtans studeerde hij in 1968 in Londen af als ingenieur. Hoe en waarom weet ik niet, maar ergens in zijn bestaan, nam hij afstand van de levenswijze die de meesten van ons gemeen hebben. Op het vlak van kunst is hij compleet autodidact en zoals het een nomade past, reist hij licht.

In judo benut je de kracht van een tegenstander
stef en robert mitchell

Zijn gehele bezit propt hij in een rugzak en twee draagtassen van Albert Heijn (zijn moeder is van Nederlandse origine). Daarin zitten ook een paar potloden, wat papier, enkele penselen en een doosje aquarelverf. Zo maakt hij kleine schilderijtjes ter grootte van een prentbriefkaart (recto beeld / verso: veel tekst) die hij naar een twintigtal personen stuurt. Een Ierse kunstenares heeft ons samengebracht en zo begon hij ook kunstwerkjes naar mij te verzenden. Elke creatie die hij belangeloos deelt, kost hem ook nog eens een postzegel. Dat lijkt een bagatel, maar binnen zijn budget is dat een serieuze keuze. Dat heeft me toch wel aangegrepen.

Natuurlijk passeren we bedelende daklozen, zien we hun kartonnen isolatiemateriaal dat de koude tegenhoudt, geven we soms-wel-wàt-maar-steeds-te-weinig, gaan we nonchalant om met onze schaamte en verdringen we steevast vragen die op fladderen terwijl we gehaast verder stappen. Zou ik zelf iets voor Robert kunnen betekenen? Maar vooral, wat betekent hij en bij uitbreiding kunstenaars met een beperking, voor ons?

Ik vroeg Robert of hij zijn werk aan meer mensen wilde tonen. Eigenlijk wel, maar dat zit over geheel Europa verspreidt, want uiteindelijk heeft hij geen enkel werk fysiek in ‘eigen bezit’. Nu, om een lang verhaal in te korten. Robert heeft een serie kunstwerkjes gemaakt voor een groepstentoonstelling die ik organiseerde. Maar vooral heeft hij een heleboel vragen bij me losgeweekt. Hoe sta ik zelf eigenlijk tegenover daklozen? Hoe gastvrij wil ik zijn als hij bij me aanbelt? Etcetera.

Te voet, met de overzet, met de bus en weerom te voet, belde hij op 1 oktober onverwacht aan. Alvorens te voet richting Nederland te vertrekken, heeft hij hier een week verbleven. Elk vanuit een ander perspectief spraken we over kunst en mensen. Met humor.

Word jij dan eigenlijk gesponsord door de Albert Heijn-keten Robert? Want al wandelend maak je hen over heel Europa bekend met jouw draagtassen.

Zelfs door Adidas! Kijk maar naar mijn sportschoenen!

Zijn schoeisel is een soort van Adidas-kloon dat ooit de neiging moet gehad hebben om als ‘wit’ te bestempelen. Maar zo is het woord van ons onderwerp plots weer gevallen: Wit.h, de organisatie waar het hier rond draait.

Ligt het grote belang niet (vergelijkbaar met mijn ontmoeting met Robert Mitchell) in de vragen die ze oproepen en op het agenda plaatsen: structuren en situaties die we niet kennen of die we als vanzelfsprekend ervaren – zonder dat we er verder over nadenken? Je had het over de term beperking en dat die mogelijk te negatief werkt. Misschien is het wel zo dat deze kunstenaars vooral de beperkingen, de tekortkomingen van de samenleving en dus van onszelf blootleggen? Zit daar een ‘lastigheid’ in omdat het ons (net zoals corona trouwens) confronteert met onze eigen kwetsbaarheid of tekortkomingen? Als samenleving, en als individu. Ik alludeerde in de vorige brief op het zelfbewustzijn binnen het kunstenaarschap en dat leidde bij jou ook over de autonomie om zelf over geld te beschikken bij de verkoop van een kunstwerk. Nu, gaat het naar de werkplaats. Wel, misschien moeten we dat toch even herbekijken. Of anders gezegd, projecteren we de manier van doen van de ‘klassieke’ kunstenaar niet op kunstenaars-met-een-beperking? Weerom, wat kunnen we van hen leren? Er valt wel aardig wat te zeggen over die solidariteit- want dat is het uiteindelijk, waarbij geld op een andere manier verdeeld wordt. Je breidde dit uit naar het vrouwenwielrennen – een mooi voorbeeld trouwens. In de gehele kunstwereld (en samenleving) is dit, zeker door toedoen van corona, een van de belangrijkste uitdagingen geworden. Waar leggen we onze prioriteiten? Misschien is het deze keer de on-machtigen die ons die weg tonen?

Dank voor de stimulansen Thomas en tot nog eens,
Stef

Misschien is het deze keer de on-machtigen die ons die weg tonen?
Stef na volledige scheerbeurt

Stef Van Bellingen (°1963) heeft roots in Martinique, werd geboren in Frankrijk en groeide op in Sint-Niklaas.
Hij is curator en directeur van WARP Contemporary Art Platform.
Zijn tentoonstellingen zijn gebaseerd op concepten als je thuis voelen, thuis zijn of een thuis hebben, anders zijn en diversiteit.
Driejaarlijks organiseert hij Coup de Ville, een hedendaags kunstenfestival dat de stad Sint – Niklaas inneemt op een kunstzinnige wijze. De meest recente versie met de titel Chasing Flowers was niet alleen een letterlijke zoektocht naar bloemen maar alludeerde op het verborgen verlangen naar een zachtere samenleving.

THOMAS JACQUES X DAMON DE BACKER - 2020 - 11

Thomas Jacques studeerde in 2014 af als psycholoog. Tijdens zijn stage raakte hij gefascineerd door het sociaal – artistieke werkveld. Een tijdlang voer hij mee met de Vrijbus, het dichterscollectief van vzw Wit.h/De Figuranten. Daar kreeg hij de smaak voor het woord (en voor zijn toekomstige vrouw) ten volle te pakken. Op vandaag is hij coördinator van Het Lijsternest en vormt hij samen met Bram Terryn een tweekoppig collectief. Thomas Jacques is hoofdredacteur van het Magazine De Windstoot.

Deze website maakt gebruik van cookies. Door op ‘accepteren’ te klikken, ga je akkoord met ons privacybeleid.