Erwins frêle versie
‘Ik ben blij da’k u zie’, mompelt Erwin.
Dat is fijn om horen. Maar het verbaast me niet. Er gaapt een leegte tussen mijn laatste bezoek in Lokeren en vandaag. Ik vreesde dat het thema dat ons beiden bindt, zoek zou zijn geraakt. Het lijkt er alvast op. Erwin zit met zijn gedachten in heel andere oorden. Hij is ondertussen een Marokkaanse stad aan het tekenen. Uit zijn hoofd getekend. Het hele havenverhaal lijkt uit zijn gedachten gebannen.
Atelierbegeleider Marijke vindt het niet slecht dat er een tijd afstand werd genomen. ‘Erwin zat niet goed in zijn vel, hij lijkt minder toegankelijk’, hoor ik.
‘En het post-corona tijdperk, de hervorming binnen de sector en de interne atelier reorganisatie maakten het allemaal niet makkelijker’, gaat ze verder.
Het zijn van die obstakels die zich hardnekkig nestelen in de hoofden. Aan mij om die hier vandaag te ontmantelen, denk ik moedig.
Ik stel vast dat de rust van vroeger hier niet is teruggekeerd. Dat wordt beaamd. Het atelier is meer bevolkt. Dat veroorzaakt stress bij Erwin.
Ik vraag en krijg van Marijke een deel van het atelier voor Erwin en mezelf. We sluiten de deur achter ons en ik neem me voor om schoorvoetend weer aan te knopen. Onderhand weet ik dat Erwin bruuskeren averechts werkt. Op hoop van zegen geef ik enkele stille hints. Daarbij komen de zorgvuldig bewaarde tekeningen van toen goed van pas.
We blikken stap voor stap terug op zijn tekenproductie van weleer: havenzichten, portretten van de zeekapitein, kranen, een havenhuis en dies meer. Enkele tekeningen schieten er bovenuit. Het zijn beelden in beelden. De bladspiegel toont telkens een mobiele telefoon geklemd in de hand van de tekenaar. Op zijn beurt vormt het gsm-scherm dan het kader voor een havenfragment. Verrassend en hoogst interessant.
Ik neem verder de tijd en maak heel veel bochten in het gesprek om dan langzaam weer het vertrouwen in de opdracht terug te vinden. Ik kan er niet omheen, er is een probleemstelling. Maar die vormt hier vandaag de uitdaging.
Tot ik hem de audio recorder die ik bij heb laat zien. Mijn poging om de capaciteiten van het compacte apparaat op een lyrische manier aan hem te introduceren, blijkt wonderlijk te slagen. Het opnemen van een zangpartij prikkelt. We maken een viertal opnames van Erwins frêle versie van ‘My Friend the Wind’ van Demis Roussos. ‘Ziehier, Demis Verhofstadt’, zeg ik. Erwin schatert.
En hij verrast me verder bij het doornemen van de tekeningen. Op slag beschrijft hij die, daar waar ik de tijd nodig heb om de, ei zo na onleesbare, gedetailleerde beelden te ontcijferen. Het enthousiasme komt duidelijk van twee kanten. Bij het afsluiten blijft Erwin wat talmen, en dan gooit hij het eruit: ‘Breng jij de volgende keer taart mee, Bart?’
bruuskeren werkt averechts